
Jurisprudentie
BB5274
Datum uitspraak2006-07-04
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAWB 06/94
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAWB 06/94
Statusgepubliceerd
Indicatie
Boete voor tewerkstelling van een vreemdeling. Een vriendendienst is geen grond voor matiging van de boete.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 06/94
Inzake: [naam bedrijf], te [plaats], eiseres
gemachtigde: mr. B. van Leeuwen, advocaat te Goes,
tegen: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2005 heeft verweerder eiseres een boete van € 8.000,-- opgelegd wegens het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling zonder een tewerkstellings-vergunning.
Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 december 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 23 juni 2006 behandeld ter zitting. Voor eiseres is daar [eigenaar bedrijf] verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M. Contant, ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen wordt onder werkgever onder meer verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Artikel 2, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) bepaalt dat het een werkgever is verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 18 van de Wav wordt als beboetbaar feit aangemerkt het niet naleven van artikel 2, eerste lid.
In artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat ter motivering van een besluit slechts kan worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2. Tijdens een controlebezoek op 3 februari 2005 van de inspecteur van de Arbeidsinspectie aan de bouwlocatie [adres bouwlocatie] is vastgesteld dat een persoon, genaamd [naam medewerker], afkomstig uit Roemenië, werkzaamheden verrichtte. Op deze bouwlocatie werd een pand verbouwd tot kantoor. Deze persoon met de Roemeense nationaliteit bleek vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. Het betreffende pand was in eigendom van eiseres.
3. Bij brief van 22 juni 2005 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van zijn voornemen haar een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2, eerste lid Wav.
4. Nadat eiseres haar zienswijze op dit voornemen had kenbaar gemaakt, heeft verweerder in het primaire besluit van 16 augustus 2005 een boete opgelegd van € 8.000,--.
5. In de beslissing op bezwaar handhaaft verweerder zijn standpunt dat eiseres artikel 2, eerste lid van de Wav heeft overtreden. In opdracht van eiseres heeft de verbouwing plaatsgevonden, zodat eiseres als werkgever moet worden beschouwd. Het feit dat [naam medewerker] de arbeid als vriendendienst verrichtte en geen beloning ontving, doet niet terzake. Vaststaat dat eiseres niet over een tewerkstellingsvergunning beschikte. De boete is opgelegd overeenkomstig de Beleidsregels Boeteoplegging Wav. De Beleidsregels worden geacht een belangenafweging te behelzen. [Eigenaar bedrijf] heeft een verklaring ondertekend. Verweerder mag daarom ervan uitgaan dat de verklaring een juiste weergave vormt van hetgeen is besproken. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen, die aanleiding geven de boete te matigen of in te trekken.
6. Eiseres voert aan dat zij noch [eigenaar bedrijf] als werkgever is aan te merken. Er is sprake van een zeer uitzonderlijke relatie tussen [eigenaar bedrijf] en [naam medewerker] die zich niet laat vergelijken met de werkgevers-werknemersrelatie. [Naam medewerker], de vriend van [eigenaar bedrijf], bood tijdens zijn verblijf bij laatstgenoemde aan om te helpen bij de verbouwing. De kantonrechter zou dit geen arbeidsovereenkomst noemen. Verweerder presenteert een zwart/wit stelsel waarin geen ruimte is voor afweging van individuele omstandigheden. In de beleidsregels is geen belangenafweging terug te vinden. De beslissing is daarom onvoldoende gemotiveerd. In dit geval gaat het aantoonbaar om een vriendendienst. Om die reden is er grond tot matiging tot nihil of ten hoogste tot een bedrag van € 4.000,-- welke boetebedrag wordt gehanteerd bij overtreding door een particulier.
7. De rechtbank overweegt het volgende.
8. Niet in geding is dat het gaat om een vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. Verder gaat het om arbeid, die in het algemeen door een bedrijf wordt verricht. Er is dus sprake van arbeid verrichten. Voor het standpunt van eiseres dat voor het begrip “arbeid” moet worden aangesloten bij het civiele recht, is in de Wav geen aanknopingspunt te vinden.
9. Uit de Memorie van Toelichting bij de laatste wetsherziening blijkt dat de werkgever in artikel 1 ruim is gedefinieerd om duidelijk te maken dat het een werkgever/opdrachtgever altijd verboden is zonder vergunning een vreemdeling zonder de benodigde documenten arbeid te laten verrichten. De ruimere definitie was nodig omdat in de praktijk steeds werd gepoogd om via sluipwegen en ingewikkelde constructies het verbod vreemdelingen tewerk te stellen en daarmee de vergunningplicht te ontgaan. Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de artikelen 1 en 2 van Wav dat degene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig werkgever is en dat deze werkgever te allen tijde verantwoordelijk is voor en aanspreekbaar op het al dan niet aanwezig zijn van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres in het kader van de Wav daarom als werkgever aan te merken.
10. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat eiseres artikel 2, eerste lid van de Wav heeft overtreden.
11. Verweerder heeft een boete opgelegd met toepassing van de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2005. De rechtbank is van oordeel dat deze Beleidsregels niet onredelijk zijn.
12. Toepassing van de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2005 levert in dit geval een boete op van € 8.000,00. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat matiging van de boete theoretisch mogelijk is, zoals bijvoorbeeld bij faillissement van de werkgever. Een vriendendienst is volgens verweerder geen grond voor matiging.
Gezien ook het standpunt van de wetgever, zoals hierboven onder overweging 9 weergegeven is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de boeteoplegging onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het beroep is daarom ongegrond.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2006
door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: